Afgelopen vrijdag om 8:00 ’s ochtends stapte ik in de auto naar Drenthe. Daar mocht ik een weekend aansluiten bij andere bosbewegers om primitief leren te overleven. Maanden eerder toen ik met mijn vrouw door de drukte van Rotterdam liep, had ik mij impulsief hiervoor ingeschreven. Ik realiseerde mij dat ik mij meer met de natuur wil verbinden. Een stap moest maken op zoek naar de raakvlakken tussen natuur en meditatie.
De paklijst was mijn voorbereiding, het programma een verrassing. De dagen in aanloop er naartoe kenmerkte zich door afwisseling nieuwsgierigheid naar een avontuur, twijfel over mijn voorbereiding en ongemak om vrouw en kinderen achter te laten…voor de eerste keer in tien jaar.
Een paar uur later stond m’n slaapplaats voor de komende twee nachten overeind en kon het wat mij betreft beginnen. Telefoon en horloge waren ongewenst. Alleen een mes, om alles maken wat je nodig hebt.
De wc
Na een autorit van twee uur moet een mens toch wel een keer naar de wc. “Links achter die bosjes, voorbij de boomstam waar een gele tas aan hangt. Alles mag erin en dan even afdekken met zand.” Bij het aanblik van een houten kubus met een blokker wc-bril, besloten mijn darmen dat er genoeg ruimte was om het tot zondagavond uit te houden.
Overleven is een mindset
Touw twijnen, lepels snijden, vuur maken, spoorzoeken, bladeren verzamelen voor je shelter, verhalen vertellen of ronddolen in een bos bij nacht. Sommige vaardigheden zijn noodzakelijker om te overleven dan andere. Het ene is leuker of geeft meer voldoening dan het andere. Zover niets nieuws. Na drie dagen verblijven in en om de natuur, valt mij vooral één overeenkomst op tussen al deze ‘skills’: een open geest kweken. Achteraf zie ik daarin ook wel de rode draad van het weekend bij mijzelf: wanneer ben ik écht aanwezig of neemt mijn ego het over? Wanneer handel ik gewoon en wanneer doe ik ‘mijn best’?
Wanneer wordt (over)leven voor mij een prestatie?